aan de rand van de zee, komen golven voorbij de dag loopt ten eind, vissers kijken naar mij ik naar een kapitein, en z'n vrouw die 'm kust voordat ie moet gaan, naar z'n leven en lust want als hij de zee op gaat vergeet ie heel de wereld om zich heen omdat z'n hart verpand is aan de horizon door weer en wind stuurt hij het schip vooruit, waar hij z'n dagen slijt en met tevreden blik staat hij in de kajuit elke dag en elke nacht is daar z'n vrouw die op hem wacht jarenlang achtereen, dag in en dag uit zo ver weg van thuis, weer op zoek naar de buit al is daar het gemis, van z'n zorgzame vrouw de mannen aan boord, blijft ie toch altijd trouw want als hij de zee op gaat vergeet ie heel de wereld om zich heen omdat z'n hart verpand is aan de horizon door weer en wind stuurt hij het schip vooruit, waar hij z'n dagen slijt en met tevreden blik staat hij in de kajuit elke dag en elke nacht is daar z'n vrouw die op hem wacht want als hij de zee op gaat vergeet ie heel de wereld om zich heen omdat z'n hart verpand is aan de horizon door weer en wind stuurt hij het schip vooruit, waar hij z'n dagen slijt en met tevreden blik staat hij in de kajuit